Europese Benchmark-verordening Artikel 28.2 – solide schriftelijk plan van Rabobank
Rabobank heeft een Solide Schriftelijk Plan opgesteld in overeenstemming met de verplichtingen vanuit regelgeving zoals onderstaand beschreven. Deze tekst is een samenvatting op hoofdlijnen van dit plan.
Het onderstaande plan van Rabobank geeft invulling aan de verplichting uit artikel 28.2 van de Benchmark-verordening, dit plan geldt alleen als er niet al een solide schriftelijk plan van toepassing is op de relevante (juridische) documentatie op het moment van publicatie van dit plan of daarna. Denk hier aan bestaande afspraken die reeds zijn opgenomen in de overeenkomst, (basis)prospectus, transactiebevestigingen, definitieve (algemene) voorwaarden en in verklaringen over de te nemen stappen bij een inhoudelijke wijziging van een benchmark of wanneer een benchmark niet langer wordt aangeboden.
Deze publicatie dient slechts om algemene achtergrond informatie te geven, is duidend en onderhevig aan veranderingen zonder (voorafgaande) berichtgeving, is niet noodzakelijkerwijs compleet of correct en is niet bedoeld om individueel, juridisch of ander advies te geven.
De verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten (zoals van tijd tot tijd gewijzigd) bevat bepaalde vereisten voor instellingen die benchmarks aanbieden, daaraan bijdragen of gebruiken (zoals gedefinieerd in de Benchmark-verordening). De tekst van de Benchmark-verordening is te vinden op http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A32016R1011.
Onder toezicht staande entiteiten in de Europese Unie zijn verplicht de voor hun relevante verplichtingen uit de Benchmark-verordening na te leven. Coöperatieve Rabobank U.A. (CRUA) en andere onder toezicht staande entiteiten in de Europese Unie waarover CRUA volledige zeggenschap heeft of waarin CRUA een meerderheidsbelang heeft (gezamenlijk Rabobank) zijn onder toezicht staande entiteiten in de zin van de Benchmark-verordening en vallen dus onder (bepaalde) verplichtingen uit de Benchmark-verordening.
Artikel 28.2 van de Benchmark-verordening bepaalt onder andere dat wanneer onder toezicht staande entiteiten in de Europese Unie benchmarks gebruiken, ze een solide schriftelijk plan moeten opstellen en bijhouden. In dit plan worden de maatregelen vermeld die zij nemen wanneer een of meer benchmarks inhoudelijk worden gewijzigd of niet langer worden aangeboden. Waar mogelijk en passend, worden in die plannen een of meer alternatieve benchmarks genoemd die ter vervanging van de benchmarks die niet meer worden aangeboden kunnen worden gebruikt. Bij het aanwijzen van een alternatieve benchmark wordt waar mogelijk aangegeven waarom die benchmark een geschikt alternatief zou zijn. Rabobank heeft overeenkomstig deze vereiste een dergelijk plan en beleid opgesteld, welke op hoofdlijnen hieronder is weergegeven.
In geval van een inhoudelijke wijziging of stopzetting van een benchmark (“gezamenlijk genaamd een benchmark event”), kan Rabobank (niet limitatief) de volgende aanpak ondernemen.
Als eerste stap zal de materialiteit van de impact worden bepaald. Gebaseerd op dit onderzoek zal een beslissing worden gemaakt om al dan niet te escaleren, waarna een verder gedetailleerd kwantitatief onderzoek kan worden uitgevoerd. Dit zou bijvoorbeeld kunnen inhouden:
- Een kwantitatieve impact analyse naar hoofdsommen, uitstaande risicoposities en het aantal contracten, klanten en transacties dat geraakt wordt;
- Een beoordeling van de overeenkomsten, producten en transacties die geraakt worden, en een controle of de voorwaarden zoals uiteengezet in de bestaande contractuele overeenkomsten al alternatieve benchmarks bevatten en in welke mate een benchmark event de voorwaarden van een financieel contract of financieel instrument schenden of op een andere manier tegenwerken.
- Een kwalitatieve analyse door het maken van een beoordeling of er impact is op systemen, modellen en processen.
De algehele strekking van de stappen zoals hierboven beschreven is om, voor zover mogelijk en passend, een geschikte en passende alternatieve benchmark te bepalen of een andere passende risico mitigerende maatregel te nemen voor bestaande financiële contracten, financiële instrumenten en beleggingsfondsen die naar een dergelijke benchmark verwijzen.
Het is de verwachting dat voor “kritische benchmarks” (zoals gedefinieerd in Artikel 20(1) BMR) de markt, bijvoorbeeld een Centrale Bank, werkgroep of zogenaamde “calculation agent”, een alternatieve benchmark zal nomineren die Rabobank naar verwachting, waar passend en relevant, zal toevoegen in nieuwe contractuele overeenkomsten. Dit omvat risicovrije tarieven (“risk free rates”) zoals Sonia, SOFR en €STR.
In aanvulling daarop, zou Rabobank de volgende (niet limitatieve) factoren in haar overweging mee kunnen nemen bij het beoordelen van alternatieve benchmarks of indices:
- De mate van geschiktheid in het meten van het onderliggende belang;
- Het enkel gebruiken van Benchmarks die geregistreerd staan in het ESMA register;
- Het indien mogelijk volgen van richtlijnen of bepalingen van relevante autoriteiten (bijvoorbeeld ISDA, ICMA, LMA);
- Het waar mogelijk volgen van gebruikelijke marktpraktijken;
- De mogelijkheid om op korte termijn geïmplementeerd te worden;
- De naleving van (wettelijke) richtlijnen en definities.